Ruimte maken voor medemenselijkheid in beleid en uitvoering
- Dialoogbouwer
- 22 mei
- 3 minuten om te lezen

Afgelopen zondag trokken duizenden mensen een rode lijn door Den Haag – niet om te scheiden, maar om te verbinden. Een krachtige stroom van betrokkenheid, gedragen door hoop en vastberadenheid: voor vrede, rechtvaardigheid en medemenselijkheid. Wat me opviel in de gesprekken langs die lijn, was hoe vaak het woord ‘liefde’ viel. Liefde, niet als abstract ideaal, maar als praktische oproep: Menselijkheid maak je samen.
Die oproep raakt aan iets fundamenteels – en ongemakkelijks. Machteloosheid, boosheid en verdriet over de verschrikkingen in Gaza borrelen onder de oppervlakte van ons dagelijks bestaan. Terwijl we hier beleid maken, bezig zijn nationale crises te benoemen of burgerbrieven beantwoorden, voltrekt zich elders een humanitaire ramp. En toch… gaan we door. Alsof het twee werelden zijn. Maar dat zijn het niet.
Ruimte maken voor medemenselijkheid betekent: vertragen waar het schuurt.

Het vraagt dat we, juist in de complexiteit van beleid en uitvoering, durven vragen:
Wat betekent menselijkheid hier?
Wie wordt er niet gehoord?
Welke grenzen trek ik, en waarom?

Het actief onderhouden van je moreel kompas is essentieel, zeker voor wie werkt in de publieke dienst. Het vormt het fundament onder professioneel vakmanschap. Historisch onderzoek laat zien dat ‘gewoon je werk doen’ geen neutrale houding is. In zijn proefschrift “Een kwestie van uitvoering” onderzoekt Jeroen Kemperman hoe bestuurders en ambtenaren tijdens de Duitse bezetting keuzes maakten binnen complexe omstandigheden. Zijn analyse onderstreept dat iedere beslissing – ook ogenschijnlijk routinematige – morele betekenis heeft. Hannah Arendt wees daar eerder al op: het kwaad voltrekt zich vaak via redelijke, loyale mensen die hun moreel kompas niet bewust inzetten. Juist daarom is reflectie en moreel bewustzijn onmisbaar in beleid en uitvoering.
Dat is geen makkelijke of luchtige spiegel. Toch is het die spiegel die we vandaag nodig hebben. Door erin te kijken, leren we dat beleid en uitvoering niet waardevrij zijn. Tussen regels en processen moeten we ruimte houden – maken – voor medemenselijkheid. Voor het gesprek waarin geen van de belangen vanzelfsprekend is. Waar machteloosheid niet afglijdt in onverschilligheid, maar waar het uitgangspunt blijft: we doen ertoe, voor elkaar.
In mijn werk als gespreksbegeleider zie ik dagelijks hoe ingewikkeld het is om de juiste afwegingen te maken tussen belangen, plichten en rechten. Daarbij komen ook vragen op tafel als: “Mag/moet ik nu tegen een opdracht van mijn baas in gaan? Moet ik me nu uitspreken? Wat betekent dat voor mijn positie? Loop ik risico op uitsluiting of verlies?”
De vraag wat het juiste is om te doen – hier en nu, in een specifieke context – is zelden eenvoudig, maar wel wezenlijk. Dagelijks zie ik hoe oprecht en zorgvuldig mensen die zoektocht aangaan. Telkens opnieuw raakt het me hoe er, bijvoorbeeld na een moreel beraad, iets verschuift: er ontstaat ruimte, helderheid en vaak ook nieuwe energie om samen verder te gaan – vanuit gedeeld begrip.
Filosoof Eva von Redecker sprak in een interview in Trouw van de week over een “revolutie vóór het leven – een beweging tegen systemen die leven verstikken". Ze wijst op de kracht van de natuur, waarin herstel en vernieuwing mogelijk zijn. Als we blijven – met aandacht en betrokkenheid – blijven ook de keuzes open. Keuzes vóór elkaar en mét elkaar.
Zo brengen grote vragen uit de wereld en de geschiedenis me terug bij iets ogenschijnlijk eenvoudigs: een rode lijn door Den Haag. Maar ook die lijn staat ergens voor. Het is een rode draad in ons werk. Menselijkheid is geen bijzaak, maar de kern van goed bestuur. En, om met Eva von Redecker te spreken: nieuwe keuzes zijn altijd mogelijk.


Comentários